LANDSCHAPPEN IN BEELD

de Gooise stuwwal
De Gooise stuwwal kan als het noordelijke deel van de Utrechtse Heuvelrug worden omschreven. Het deel van de Gooise stuwwal dat grenst aan het Gooimeer wordt de Gooise Noordflank genoemd. Het landschap op of langs de Gooise stuwwal kenmerkt zich door droge zandgebieden en meer natte gebieden met veen en klei.
De hoger gelegen delen zijn voornamelijk droog en grofzandig. Het landschap hier kenmerkt zich door eikenhakhout- en beukenbossen, schraal grasland en droge heidevelden met nog enkele kleine stuifzanden bij o.a. het Mauvezand en de Witte Bergen. De grotere stuifzanden ten noorden van het Laarder Wasmeer en op de Zuiderheide worden op dit moment hersteld door het Goois natuurresevaat. Bij de Tafelberg op de Tafelbergheide bereiken de licht heuvelachtige zandgronden van het Gooi met 36,4 meter het hoogste punt.

opeenvolgende ijstijden

De langerekte stuwwal die vanaf de Gooimeerkust bij Huizen tot aan de Grebbeberg loopt ontstond in de voorlaatste ijstijd het Saalien (ca. 180.000 tot 130.000 jaar geleden). De Gooise stuwwal is het meest noordelijk deel van deze langgerekte stuwwal. Uitlopers van de enorme ijskap die in die periode geheel Noord-Europa hadden bedekt, bereikten ook Noord-Nederland. Aan de randen van deze met grind en soms enorme keien gevulde gletsjers werd grond opgestuwd tot brede, uit zand, keien, grind en klei opgebouwde, stuwwallen. Doordat de gletsjers enerzijds grond uitsleten ( glaciale bekkens) en anderzijds stuwwallen vormden konden er hoogteverschillen onstaan van meer dan 200 meter. De stuwwallen, zijn nog steeds goed herkenbaar in het Nederlandse landschap. In Noord-Holland vinden we dergelijke stuwwallen op Texel (de Hoge Berg) en Wieringen. Meer naar het zuiden vormden zich de Utrechtse heuvelrug en het heuvelland rond Arnhem en Nijmegen.
Tussen de beide ijstijden is er sprake van een warmere periode die ongeveer 10.000 jaar duurt. Deze periode wordt het Eemien genoemd. De periode dankt overigens zijn wereldwijd gebruikte naam aan een specifiek grondprofiel in de Eemvallei. De Noordzee bedekt grotendeels het westen van Nederland waardoor er grove schelpenhoudende zanden worden afgezet. Gelijkertijd voeren de rivieren jaarlijks veel grind met het smeltwater mee. In het Eemdal zijn in de diepere grondlagen veel van deze afzettingen terug te vinden.
Gedurende de hierop volgende ijstijd, het Weichselien kwam er geen landijs in Nederland, maar werd het wel steeds kouder. Rivierdalen en de Noordzee vielen droog. Door de strenge koude in de laatste periode van Weichselien zo'n 18000 jaar geleden werd de begroeiing zeer schaars en kreeg de wind gemakkelijk vat op het fijne droge zand van de Noorzeebodem en de rivierdalen. Door de overheersende westenwinden werden enorme hoeveelheden zand landinwaarts verplaatst. Het zand kwam als een deken over het bestaande landschap heen te liggen. Een laag fijn zand verzamelde zich in de lager gelegen delen en in de luwte aan de oostzijde van de Gooise stuwwal. Deze laag zand die het meest aan de oostkant van stuwwallen voorkomt wordt jong dekzand genoemd.
Na de laatste ijstijd begint het Holoceen (ca. 11.000 jaar geleden tot nu) en wordt het warmer. De waterspiegel gaat weer stijgen en er wordt door de rivieren sediment aangevoerd. De Vecht ontwikkelt zich tot een flink stromende rivier met oeverwallen en dekzandruggen. In de loop van de jaren ontstaat ten noorden van de Gooise stuwwal een binnenmeer dat nog rechtstreeks in verbinding staat met de Noordzee. Veel later, in Middeleeuwen, zal dit binnenmeer de naam Almaere en vervolgens Zuiderzee krijgen. Nadat de directe verbinding van de Zuiderzee met de Noordzee in 1932 werd afgesloten, veranderde de naam in IJsselmeer. Ten westen van de Gooise stuwwal ontstaat een veengebied met meren, zoals het latere Naardermeer. Ten oosten van de stuwwal in het Eemdal vormt zich een moerasgebied, waarin veenvorming plaatsvond. De Utrechtse heuvelrug vormt nog steeds de oostelijke begrenzing van het Vechtplassengebied en nog altijd stroomt er schoon kwelwater vanaf de hoge zandgronden naar de lager gelegen veengronden.

vaste bewoners

Na de laatste ijstijd begonnen grote delen van de Gooise Noordflank begroeid te raken met bos. De eerste vaste bewoning van de Gooise Stuwwal, daar waar nu de Westerheide ligt, gaat terug tot ongeveer 5000 jaar v. Chr. Er zijn echter ook vuurstenen wapens gevonden die uit de Oude steentijd, 130.000-110.000 jaar geleden, dateren. Naarmate de vaste bewoners zich steeds meer met landbouw gingen bezighouden kapten zij delen van het bos om akkertjes aan te leggen. Wanneer de toch al schrale zandgrond na intensief gebruik uitgeput raakte, werd een nieuw deel van het bos gekapt. Op de kale akkers graasde nog wat huisvee. Mettertijd veranderden de verlaten akkers in heidevelden. Op de Zuider- en Westerheide zijn nog 24 grafheuvels te vinden die dateren uit deze tijd.
Rond 1000 na Christus werd het door de sterke bevolkingsgroei noodzakelijk om de landbouw uit te breiden. Een probleem waar men mee te maken kreeg was de arme zandgrond: hier kon bijna niets op groeien. De grond moest dus bemest worden. De boeren gingen hiervoor schapen houden. Overdag graasden de schapen op de heidevelden, 's nachts werden ze op stal gezet. De bodem van zo'n stal, de potstal, werd bedekt met heideplaggen. Wanneer de laag plaggen met stalmest dik genoeg was werd deze over het land uitgestrooid. Aldus ontstond een voedselrijke humuslaag voor het verbouwen van gewassen. Zo'n dikke laag zwarte of donkerbruine humus wordt bij een laagdikte van meer dan vijftig centimeter enkeerdgrond genoemd. Het werd nu mogelijk om rogge en gerst te verbouwen. Door de eeuwen heen breidden de akkers zich rond diverse nederzettingen uit en ontwikkelden zich tot aaneengesloten bouwlanden, de engen of essen. De oude akkers op de Gooise engen zijn nog vaak omzoomd door houtwallen, die ook als geriefhoutbosjes werden gebruikt. Echter door overbegrazing van de schapen, het afplaggen van de heidevelden en het bouwen van plaggenhutten werden de heidevelden zodanig beschadigd dat ze niet meer konden herstellen. Het gevolg was dat de laag dekzand waarop de heide groeide los kwam te liggen en de wind het zand verstoof. In grote zandverstuivingen konden door de wind duinen ontstaan. In sommige gevallen bedreigde het stuivende zand de akkers en werd het zand ingevangen door bosjes te planten.
Pas nadat ruim honderd jaar geleden, door de ontdekking van kunstmest, het intensieve gebruik van de heidevelden afnam werd de 'woeste grond' vaak met productiebossen herbebost. De huidige bossen op stuwwal zijn dan ook voor het grootste gedeelte aangelegd, echte oorspronkelijke "oer"bossen zijn hier niet meer te vinden.

In de lager gelegen klei- en veengronden aansluitend aan de engen ontstonden zowel ten oosten als ten westen van de Gooise stuwwal de gemeenschappelijke weilanden (de meenten) en hooilanden (de maten), die vanaf eind dertiende eeuw tot 1972 in eigendom waren van de Erfgooiers.
Blaricum 2009/10

"de Kampen"

Laren 2010/11

"Westerheide"

Huizen 2011/12

"Tafelbergheide"

Naarden 2013/14

"Naarder eng"

Naarden 2016/17

"Landgoed de Beek"

Blaricum 2009/10

"Gooyergracht"

Blaricum 2010/11

"Groeve Oostermeent"

Blaricum 2012/13

"Blaricummer eng"

Blaricum 2015/16

"Waterparel"

Blaricum 2020/21

"Voorland Stichtse brug"

LANDSCHAPPEN IN BEELD - flora & fauna door de seizoenen heen
Optimale resolutie: 1024x768 ]:[ Klik op de afbeeldingen voor vergroting ]:[ naar: sitemap
Contact: ]:[ Copyright: Bernd S.